HISTORIE ALGEMEEN

Aan Vlaggetjesdag gaat een lange geschiedenis vooraf. Maar de feestelijkheden rond het begin van de haringvisserij zijn echter nog niet zo oud. Vanaf 1947 heeft Vlaggetjesdag pas een officiële betekenis gekregen. In 1950 is er ook een Comité Vlaggetjesdag opgericht die de organisatie van Vlaggetjesdag voortaan in handen had.

De voorgeschiedenis van de haringvangst is veel langer. In 18e eeuw gold voor de dorpen aan de kust, waaronder Scheveningen, een verbod de gevangen haring te kaken. Om een te grote aanvoer van verse haring te vermijden, bleven de meeste schuiten destijds een deel van de zomer vissen op plat- of rondvis. Rond september was de haring het meest geschikt om tot bokking te worden verwerkt. Slechts 8 of 10 schuiten vertrokken in die tijd ter haringvangst. Zo lagen op 14 september 1781 een tiental ‘schuiten’ gereed voor de afvaart. Stadhouder Willem V was, zoals dikwijls, bij de afvaart aanwezig. De vissers stelden dat zeer op prijs. Dat blijkt uit een Schevenings dichtwerk van die tijd. Uit het gedicht komen enige herkenbare elementen naar voren. Men liet de vlaggen waaien: een soort Vlaggetjesdag dus. Na de afvaart komen twee schuiten terug om de Prins (stadhouder) eer te bewijzen. Met wat fantasie zou dit kunnen worden vergeleken met het ‘admiraalzeilen’. En tenslotte zal de eerste haring welke zij vangen voor de Prins bestemd zijn. Dit wijkt in feite weinig af van wat wij tegenwoordig het aanbieden van ‘koningsharing’ noemen.

Het monopolie op het haring kaken en pekelen lag toentertijd alleen in handen van de Maasteden. Zowel Katwijk als Scheveningen streden om dit recht te verkrijgen. Tevergeefs, Napoleon schafte tijdens de Franse overheersing het monopolie af, maar koning Willem I gaf het alleenrecht weer terug aan de Maassteden. Pas in 1857 werd het kaakmonopolie opgeheven. Het duurde nog ruim tien jaar voordat er door de Scheveningse vissers gebruik van werd gemaakt.Na de eeuwwisseling werd de 1e Binnenhaven aangelegd. Het eerste vertrek naar de haringgronden vanuit die haven was in het voorjaar van 1905. Vermeldingen van feestelijkheden rond het begin van de haringvisserij in dat jaar zijn niet gevonden. Men dient met foto’s uit die tijd op te passen. Een haven vol bomschuiten en zeilloggers met hun gebruikelijk gevoerde pronkvanen doen al snel een Vlaggetjesdag vermoeden zonder dit in werkelijkheid te zijn. Ook de jaren tussen 1910 en 1946 laten evenmin feestelijkheden zien rond het begin van de haringvisserij.

Maar op 10 mei 1947 meldde de pers:

[…]De vloot ligt klaar. Honderden vlaggen wapperden gisteren aan het touwwerk van de Scheveningse loggers. Het was “vlaggetjesdag” op Scheveningen […]

Dit is de eerste maal, nog voorzichtig tussen aanhalingstekens, dat de pers dit woord gebruikt bij het begin van de haringvisserij te Scheveningen.

In 1948 was de ‘Redersvereniging Scheveningen’ geïnteresseerd geraakt in feestelijkheden rond het vertrek van de vissersvloot. De reders vonden dat de uitvaart van het eerste gedeelte van de haringvloot op 18 mei met enig vertoon gepaard diende te gaan. In 1950 is er daadwerkelijk een Comité Vlaggetjesdag opgericht. Vanaf 1951 heeft de Redersvereniging besloten dat Vlaggetjesdag een permanent karakter moest krijgen.

Aanvankelijk werden op de zaterdag voor Pinksteren de schepen gepavoiseerd (met vlaggen uitgedost). In de Scheveningse gemeente was 1e Pinksterdag een kerkelijke zondag, maar op 2e Pinksterdag ontmoetten de Scheveningers elkaar op de havenkades en bekeken ze de gepavoiseerde schepen, die de volgende dag zouden uitvaren richting de kust van Schotland, waar de meeste haring gevangen werd.

Het eerste schip dat binnen liep (om de eerste kantjes Nieuwe Haring aan wal te brengen), mocht zich de winnaar van de Haringrace noemen. Tegenwoordig is niet het uitvaren van de haringvloot, maar de komst van de Nieuwe Haring de reden om de schepen op te sieren. Het eerste vaatje haring wordt geveild in de visafslag.

In 1948 was de ‘Redersvereniging Scheveningen’ zelf geïnteresseerd geraakt in feestelijkheden rond het vertrek van de vissersvloot. De reders vonden dat de uitvaart van het eerste gedeelte van de haringvloot op 18 mei met enig vertoon gepaard diende te gaan. Daarbij had de Stichting Scheveningen, onder voorzitterschap van apotheker M. den Heijer, in haar programma rond het jubileumjaar van Koningin Wilhelmina reeds verschillende autoriteiten voor die 18e mei uitgenodigd. De Redersvereniging verzocht de leden de schepen vanaf 10 uur die dag naar zee te laten gaan en de vloot vervolgens te laten stomen tot aan het einde van de boulevard, daarna in kiellinie terug naar de havenmonding waarna de vloot echt zee zou kiezen. In feite een soortgelijke gebeurtenis als in 1781. Nadere instructies werden niet gegeven. De schippers dienden naar omstandigheden te handelen. De secretaris zou het Nederlands Persbureau van de plannen in kennis stellen. En zo gebeurde het ook. Tijdens de vlootschouw van de Scheveningse loggers met veel vlagvertoon zaten naast een aantal wethouders ook leden van het Bedrijfschap voor Visserijproducten op het terras van het Kurhaus, allen op uitnodiging van de Stichting Scheveningen.

Daarna volgde een optocht met praalwagens, opgesierd met visserijmaterialen en producten uit de vishandel en dergelijke. De reddingsboot ‘Arthur’ en het hospitaalkerkschip waren eveneens in zee; passagiers waren nog niet aan boord van de loggers maar vanaf het hospitaalkerkschip hield inspecteur Schuringa van de Scheepvaartinspectie de manoeuvres in de gaten. Opvallend is dat noch door de reders noch door de Stichting Scheveningen het woord Vlaggetjesdag werd gebruikt. Door de pers, en dit dus voor de tweede maal, echter wel.

Op maandag 16 mei 1949 kon, opnieuw rijk met vlaggen getooid, een vlootrevue worden gehouden maar nu losgekoppeld van het eigenlijke vertrek van de vloot naar de haringgronden. De Reders vonden kennelijk de uitnodiging van de notabelen door de Stichting Scheveningen van het jaar daarvoor, ongewenst. De Redersvereniging nam nu zelf het initiatief. Zij was in dat jaar juist in conflict gekomen met het gemeentebestuur inzake de organisatie en het beheer van de Visafslag. Op 10 mei had het gemeentebestuur nog steeds geen gunstige uitspraak daarover gedaan. Om het gemeentebestuur gunstig te stemmen besloten de reders hen allen uit te nodigen. Op het hospitaalkerkschip maakten zij de vlootrevue mee. Aan boord van de SCH 262 bevond zich de burgemeester van Dieppe en de vice-consul van Nederland.

Voor de eerste maal mochten ook passagiers mee aan boord van de loggers. De schooljeugd kreeg vrijaf. Met honderden tegelijk vloog men aan boord van de loggers. Getallen van twee- tot driehonderd passagiers per logger worden genoemd, een levensgevaarlijke situatie dus. Men deed er niets aan. Alleen, alsof dit zou helpen, voer de reddingsboot ‘Arthur’ aan kop. Bij de terugkeer van de schepen, ter hoogte van het Wassenaarse Slag, ontstond een race-effect onder de loggers. Bij het naderen van de havenhoofden moest havenmeester Eschauzier die aan boord was van de ‘Arthur’, met de scheepsroeper, de schippers van de kluwen loggers tot kalmte manen. Enkele loggers passeerden elkaar rakelings.De dag erna vertrok de vloot naar de haringgronden. Een leuk initiatief was dat van de Nieuwe Haagsche Courant. Deze nodigde 12 vissersvrouwen, 3 reders en 3 dominees uit voor een tocht per vliegtuig. Na het vertrek van de vissersvloot reed het gezelschap naar Schiphol waar zij met een Dakota opstegen. Op 15 mijl uit de wal kon mevrouw Pronk een luid: ‘Mêd d’r ei je ze’ niet onderdrukken. Als eerste kwamen de SCH 57, de 84, de 412 en de 73 in zicht. De echtgenoten en zoons zwaaiden vanaf de dekken.

Een comité

In 1950 is het zover. Op de vergadering van de Redersvereniging Scheveningen van 3 mei 1950 meldt de voorzitter dat er een ‘Comité Vlaggetjesdag’ is opgericht. In dit Comité Vlaggetjesdag hadden zitting genomen de heren J. v. d. Toorn en D. A. den Dulk voor de rederijen, de heren P. Knoester en C. Vrolijk voor de groothandel, de heren Bronsveld en Ellinkhuizen voor de viswinkeliers en de heer Jac. Vooys voor de visgroothandel. Voorts de heer Den Daas voor de Maatschappij Zeebad, de heer Rensen voor de Gemeente Den Haag en de heer H. van Donk voor de Stichting Scheveningen. Het secretariaat werd waargenomen door de heer Roeleveld. De eerste voorstellen van het Comité waren dat op zaterdagmorgen 27 mei de vlaggen moesten worden gehesen. Op de zaterdagmiddag zou een bedrijfsoptocht worden gehouden begeleid door muziek. ‘s Avonds waren de loggers verlicht en ter afsluiting werd door de Maatschappij Zeebad een vuurwerk aangeboden. Op zondag werd niets gedaan, maar de loggers bleven gepavoiseerd. Op maandag 29 mei zou de vlootrevue worden gehouden. Allereerst werd de wimpel voor de best verzorgde haring in 1949 aan boord van de SCH 262 gehesen. Het hospitaalkerkschip ‘De Hoop’ zou eveneens de vlootrevue meemaken. Een subcommissie bestaande uit de heren J. J. v.d. Toorn, Eschauzier, Roeleveld en twee schippers zouden beoordelen of het weer gunstig was. Indien dit niet het geval mocht zijn dan zou men overwegen, een tiental schepen met zware motoren zonder passagiers de vlootrevue te laten uitvoeren.

Van de Scheepvaartinspectie mochten nu nog slechts op een verlengde logger 90 en op een niet verlengde logger 75 passagiers meevaren. Voor elk schip zouden 40 toegangskaarten aan de bemanningen worden aangeboden die deze verder konden verdelen onder familie en kennissen. De rest kwam ter beschikking van de reders. De reder A.M. den Dulk drong er op aan dat de Havendienst voor een behoorlijke regeling tijdens het uitvaren ging zorgen. Het vertrek van de loggers verliep inderdaad zonder problemen. Maar men moest ook nog terug en opnieuw ontstond toen een race-effect onder de loggers. Nabij de havenhoofden dreigde weer een wanorde te ontstaan. Op het seinhuis werd dan ook een rode vlag gehesen: een verbod tot binnenlopen. De Havendienst vond dat eerst de kluwen loggers maar eens uit elkaar moest. Een hele organisatie, maar hiermee was de eerste Vlaggetjesdag te Scheveningen in handen van een comité een feit.

Het Comité kon na afloop terug zien op een goed verlopen Vlaggetjesdag. De kosten waren redelijk in de hand gehouden, zodat er slechts een tekort van ƒ 77,00 was. De Redersvereniging Scheveningen schonk daarop in juli ƒ 500,00 aan het Comité Vlaggetjesdag. Een schrijven van de Scheepvaartinspectie waarvan we de inhoud niet kennen maar die zich gemakkelijk laat raden, werd door de Redersvereniging voorlopig voor kennisgeving aangenomen.

Op 22 maart 1956 vergaderde de Redersvereniging en zij had daarbij de jaarlijkse Vlaggetjesdag op haar agenda staan. De voorzitter vroeg of de leden nog wel in een Vlaggetjesdag waren geïnteresseerd, dit gezien de slechte ervaringen met de vlootrevue van de laatste jaren. Zelfs kleine vechtpartijen met kaartcontroleurs waren niet uitgebleven. Jongelui verborgen zich voor dag en dauw onder het zeil van de roeiboot om de tocht te kunnen meemaken. De reders wilden het voor het komende jaar toch nog eens proberen. De Scheepvaartinspectie, op die vergadering aanwezig, wees er nogmaals op dat de vlootrevue een ordelijk verloop diende te hebben. Indien dit onmogelijk bleek, zou voor de daaropvolgende jaren het varen met passagiers worden verboden.

Om de verwachte toeloop op te vangen, werd besloten het aantal schepen voor de vlootrevue te houden op 40. Daarnaast werd het aantal toegangskaarten per schip uitgebreid naar 140. De Scheepvaartinspectie verscherpte wel haar eisen. Per schip moesten 4 reddingsboeien met lijn aan boord zijn. Daarnaast moest elk schip 15 stel aan elkaar gebonden Schotse blazen aan boord gereed hebben. Tijdens de goed verlopen vlootrevue in de volgende jaren ontbrak het niet aan genodigden. De hooggeplaatste maakten de revue doorgaans mee aan boord van het hospitaalkerkschip ‘De Hoop’. In 1958 waren ondermeer aan boord de ministers Suurhoff, Helders en Vondeling, de oud-minister Mansholt, burgemeester Kolfschoten en wethouder Van Aartsen. Tijdens deze tocht bood de burgemeester aan kapitein Rog een vlag in de Haagse kleuren aan!

Wat de Redersvereniging aan het begin van de jaren vijftig voor ogen stond, namelijk de propaganda voor het product haring, verdween echter steeds meer uit het beeld. Alle goede bedoelingen ten spijt bepaalden steeds meer de talloze muziekkorpsen, de gymnastiekverenigingen, de praalwagens en de puzzelritten het beeld van Vlaggetjesdag. Verscheidene comités organiseerden zelfs hun eigen Vlaggetjesdag. De ‘Ondercommissie Propaganda Haring’ uitte in een schrijven in 1959 daarover haar ongenoegen aan de Redersvereniging. Zij verweet de reders te weinig geld en aandacht te besteden aan het propageren van het gewilde visje. Zij wees de reders verder op het feit dat het Polygoonfilmjournaal en het N.T.S. televisiejournaal, naast diverse radioprogramma’s en dag- en weekbladen, stonden te popelen om verslag te doen van een en ander en om dus reclame te maken voor hun product. Niet één bedrijfstak kon zich zo groots presenteren, aldus de ‘Commissie Haring’. Enige verbetering was nadien wel merkbaar, maar het jaar 1960 zou op andere wijze een domper zette op de Vlaggetjesdag van Scheveningen.

In 1951 vond de Redersvereniging dat Vlaggetjesdag een permanent karakter moest krijgen. Het was de propaganda voor de Hollandse Nieuwe zeer ten goede gekomen. Ondanks het feit dat er nu een Comité Vlaggetjesdag was trok de Redersvereniging nog flink aan de touwtjes. Het waren immers hun loggers waar het allemaal om ging. Op 19 mei werden weer vlaggen en wimpels gehesen, zelfs op trams en bussen. Naast een vlootrevue met 35 schepen was er weer de nodige muziek, waren er films, optochten en tenslotte was er een vuurwerk. De Scheepvaartinspectie eiste echter voor de vlootrevue een aantal verscherpte maatregelen. De 1e Binnenhaven werd aan de landzijde door de politie afgezet. Kennelijk had men bij de vlootschouw uitsluitend voor verlengde loggers gekozen want de Scheepvaartinspectie eiste een streng toezicht op een maximaal aantal passagiers van 90 personen. Bij elk schip moest door erfpersoneel een strenge kaartcontrole worden verricht. Ook moest worden gezorgd voor voldoende politie om overtreders van boord te halen. De vlootrevue werd door één schip geleid. Havenmeester Eschauzier instrueerde de andere schippers wel, hun zend- en ontvangstapparatuur te laten openstaan, maar beslist niet te zenden. Tenslotte wees de Scheepvaartinspectie er op dat niemand zich op het dak van de scheepsbrug mocht bevinden.

De grote mate van publiciteit die Vlaggetjesdag met zich meebracht vroeg intussen al om vernieuwing. Zo wilde men de vlootrevue van 1952 wat attractiever laten verlopen. De reders opperden het plan, een georganiseerde snelheidswedstrijd tussen tweemaal vijf loggers te houden. Voor de wedstrijd moest echter de motordrijvers op het hart worden gedrukt niet het uiterste uit de motor te halen. Enkele reders zagen waarschijnlijk al voor het begin van het haringseizoen hun scheepsmotoren in elkaar draaien. Maar helaas, er zou in het geheel geen vlootrevue volgen. Door een conflict over het garantieloon werd door de bemanningen van de schepen iedere medewerking geweigerd. Zelfs het vertrek naar de haringgronden werd daardoor vier dagen vertraagd.

Nadat 1953 een feestelijke en ordelijke Vlaggetjesdag had gekend werd het helaas in 1954 een rommeltje. Door een slechte weersverwachting voor die dag stond de Scheepvaartinspectie uitsluitend een vlootrevue toe zonder passagiers. Maar het weer hield zich prima. Honderden bestormden, al of niet met toegangskaarten, de loggers en klommen aan boord. De reders waren woedend. Zij zaten immers met tientallen uitgenodigde notabelen in hun maag. Enkele reders lapten het verbod aan hun laars en gaven toestemming tot varen. Een vijftiental afgeladen loggers deed toen alsnog mee aan een vlootrevue. Op 20 januari 1955 werd de voorzitter van de Redersvereniging bij de Inspecteur van de Scheepvaartinspectie ontboden. Wat daar is besproken is onbekend, maar laat zich gemakkelijk raden. Inspecteur Molenburg gaf na het gesprek ‘met bloedend hart toestemming voor een vlootrevue voor maximaal 40 loggers’. Hij legde daarbij nog nadruk op een voldoende afzetting langs de kaden. Helaas viel er in dat jaar weer niet een echte Vlaggetjesdag aan de havens te bespeuren. De optochten en het vuurwerk gingen wel door. Maar door een conflict over het graailoon waren de loggers niet op tijd gereed voor de vlootrevue. Slechts de rederij Frank Vrolijk wist 7 loggers op tijd klaar te krijgen. Met deze loggers hield de reder een eigen vlootrevue voor genodigden van het corps diplomatique.

Het hing al in de lucht op die 21e mei 1960. De vlaggen op de loggers hingen slap en zwaar omlaag van de regen. Ondanks het slechte weer was de vloot uitbundig gepavoiseerd, een uitmonstering die ook wel eens de ‘Chinese was’ werd genoemd. Het Vlaggetjesdag-Comité, onder voorzitterschap van D. A. den Dulk, had weer voor een omvangrijk programma gezorgd. En….er werd Koninklijk bezoek verwacht. Maar het zou lang niet zo verlopen als in 1781, want de Koningin vertrok incognito ijlings met het hospitaalkerkschip van Scheveningen naar IJmuiden om daar de Vlaggetjesdag bij te wonen. De rederij Frank Vrolijk vierde juist in die week haar tachtigjarige jubileum. Daarbij werden 26 jubilarissen van die rederij gehuldigd. Een receptie in het restaurant Westbroekpark en een feestavond in de zalen van de Haagse Dierentuin besloten de viering. De rederij wist echter nog niet wat hen voor de dag erna boven het hoofd hing. Circa 40 loggers deden die dag mee aan de vlootrevue. Honderden passagiers gingen weer scheep voor hun tochtje naar zee. Halverwege de tocht klaarde het weer zelfs op. Echter, waar de Scheepvaartinspectie en de havenmeester al jaren bang voor waren geweest, gebeurde toen. Tijdens het aanlopen van de haven kwamen de SCH 72 en 134, beide van rederij Frank Vrolijk, met elkaar in aanvaring. Door een onverwachte koerswijziging van de SCH 72, pal varend naast de SCH 134, kon een aanvaring niet meer worden voorkomen. De SCH 134 drong in het voorschip van de SCH 72. De loggers bleven zelfs enkele minuten aan elkaar vast zitten. De SCH 72 bleek een flink gat, tot een halve meter onder de waterlijn, te hebben opgelopen. De SCH 134 had een aanzienlijke schade boven de waterlijn. Aan boord van de SCH 72 bevonden zich 90 en aan boord van de SCH 134 maar liefst 120 passagiers. Doordat de schade vóór de waterdichte schotten was ontstaan, werd het nog net geen ramp. Alle passagiers van de SCH 72 gingen over op de SCH 134. Zwaarbeladen en voorzichtig varend, liep deze de haven binnen. De gehavende SCH 72 kon, met 6 bemanningsleden, op eigen kracht binnenlopen. Alsof het die dag nog niet genoeg was, kwamen ook de SCH 233 en SCH 121 met elkaar in aanvaring. Het bleef in dit geval gelukkig bij lichte schade. De Scheepvaartinspectie was woedend en er werden straffen opgelegd. Het moest nu echt afgelopen zijn, aldus de Scheepvaartinspectie. Zij stelde daarop een haast onmogelijke eis aan de reders. Indien men in het vervolg nog een vlootrevue wilde houden dan diende voortaan voor alle passagiers een reddingsmiddel aan boord te zijn.

In 1961 werd nog aan 5 loggers toestemming verleend voor deelname aan een vlootrevue. Op de dag zelf werd die door de Scheepvaartinspectie weer ingetrokken; het weer zou te slecht zijn. Anderen zeiden dat er te weinig water stond. Dit werd echter door schippers en reders tegengesproken. Het was duidelijk, de Scheepvaartinspectie wilde voorgoed van de vlootrevue af. Een nagebootste visafslag op het strand en het openluchtspel ‘Ter haring zal ik varen’ werden vervolgens de publiekstrekkers.

Door de aftakeling in de vleetvisserij werd de belangstelling voor Vlaggetjesdag minder. Voor de resterende vleetloggers ontstond bovendien een bemanningsprobleem. Men trachtte nieuwe impulsen aan de Vlaggetjesdag te geven. Men ging het meer zoeken in filmvoorstellingen en muziektenten, straatvoetbal en dergelijke. Enkele malen werd Vlaggetjesdag al ‘Dag voor de Nederlandse Zeevisserij’ genoemd. In 1965 lag nog een klein aantal vleetloggers gepavoiseerd in de haven. Als toonbeeld van vernieuwing bepaalde toen de eerste hektrawler van Scheveningen het beeld van Vlaggetjesdag. Als ‘Dag van de Nederlandse Haringvisserij’ werd de voormalige Vlaggetjesdag voortaan wisselend in een Nederlandse vissersplaats gehouden. Een skelterrace moest te Scheveningen in dat jaar het wandelende publiek trekken.

In 1969 vertrokken de laatste 3 vleetloggers van Scheveningen naar de haringgronden. Toch bezorgde Vlaggetjesdag, of hoe men het toen ook wilden noemen, ons in 1971 nog iets feestelijks. De verbeterde buitenhaven was in dat jaar gereed gekomen. De opening geschiedde op Vlaggetjesdag door Koningin Juliana aan boord van het hospitaalkerkschip ‘De Hoop’.

Na 1971

Het is overbodig alle hierna volgende Vlaggetjesdagen te beschrijven. In zekere zin leken ze in de jaren zeventig sterk op elkaar omdat het accent op de haringvisserij deels was verdwenen. Er waren zelfs Vlaggetjesdagen waarna in het geheel niet op haring mocht worden gevist. Verscheidene jaren werd Vlaggetjesdag zelfs helemaal niet gehouden. Hektrawlers keerden immers niet naar Scheveningen terug uitsluitend om Vlaggetjesdag te komen vieren. Maar de promotie van het product haring, inmiddels komend uit Denemarken, herstelde zich. In 1981 werd de oude Vlaggetjesdag door vishandelaar H. van Wijk nieuw leven ingeblazen. Het bleek wel moeilijk, de juiste formule te vinden. Spaanse, Braziliaanse en andere exotische dansgroepen bepaalden op dat moment het beeld aan de havens. Om de daarbij behorende culinaire producten bleek men moeilijk heen te kunnen. Deze braderieachtige toestanden brachten wel geld in het laatje. En zoals met alles, men wende aan de nieuwe formule. Het Scheveningse bedrijfsleven presenteerde zich wel, maar zij was niet altijd even visserijgebonden. Veel publiek trok naar de presentatie van velerlei vissoorten in de Visafslag. Tochtjes op zee konden nu veilig en zonder de strenge blik van de Scheepvaartinspectie met schepen van de sportvisserrederijen worden gemaakt. Men kon op zo’n dag over de hoofden lopen. Maar met enig zoeken vonden de Scheveningers elkaar toch wel. Men trof elkaar bij de kramen van de musea, de fotoverzamelaars, de zangkoren, de scheepsmodelbouwers, de klompenmakers, de gemeentelijke archieven, de reddingsmaatschappij en op de terrasjes bij de sportvissers. Een groot succes werd ook het Vlaggetjesdagconcert, zij het dat dit niet altijd op de desbetreffende dag zelf plaatsvond. Ook hierbij wist Van Wijk telkens weer vrijwel alle Scheveningse koren in de grootst beschikbare ruimte, namelijk de vishallen, bijeen te krijgen.